De Puffende Pappa (317)


Dit avontuur gaat voornamelijk over een vader die al zwoegend het kraambed ophoogde tot de gewenste zeventig centimeters. We zullen hem Suske noemen. De verloskundige deze maal heet Wilke, die andere poldervroedvrouw uit onze praktijk.
De aanstaande moeder ving de weeën op terwijl ze ronddobberde in het bad van haar krappe badkamertje. Een grondige verbouwing en herindeling van gehele bovenetage had gezorgd voor het benodigde extra metertje ruimte. Met een smalmodel-ligbad, waarbij ze het voeteneinde net onder de schuinaflopende dakrand plaatsten, was het preciespas. Gelukkig stelde moeders geen prijs op toeschouwers. Met slechts een geurkaarsje op de wastafel, beslagen ruiten en warm stromend water om haar heen, zei ze: ‘Laat mij maar zo lang mogelijk hier liggen, ik roep wel als ik voel dat de baby komt.’
Gepuft daarentegen, werd er in de kraamkamer, waar onze held Suske ploeterde om het kraambed waterpas te krijgen. Het exact gelijk maken bleek nog een behoorlijke opgave, omdat er, behalve de vier poten, ook een hoofd- en voeteneinde de hoogte in moesten. Met een roodgeruite zakdoek wiste Suske het zweet van zijn voorhoofd, op handen en knieën kroop hij rond het bed. Het bouwvakkerdecolleté stond hem goed.
Wilke bood haar hulp aan, maar Suske zei: ‘Laat mij maar aanhannesen, het komt allemaal goed, ik roep je wel als het voor elkaar is.’
Wilke staarde even naar het decolleté, sloot hoofdschuddend de deur achter zich en hield zich verder bezig met kruikjes, babykleertjes, verlosbenodigdheden en de bevaladministratie. Af en toe stak ze haar neus om de deur van bad- en slaapkamer. Harttonen goed, ontsluiting vordert gestaag, kraamverzorgster onderweg, hoofdje daalt mooi in, kraamkamer op temperatuur, allemaal zaken waar verloskundigen blij van worden.
‘Joe,’ klonk het uiteindelijk uit de kraamkamer. Sus had het zo te horen bijna voor elkaar en riep daarom naar Wilke voor de eindinspectie.
Hij vroeg of het niet te warm werd in de kamer en haalde de zakdoek nog eens langs hals en gezicht.
‘De baby zal het hier heerlijk vinden, die komt uit zevenendertig graden. Je vrouw trouwens ook, heb je grote badhanddoeken klaar?’
Handdoeken had hij, ja, maar die ene linker poot, daar moest nog iets aan gedaan worden, of ze dat ook vond. Hij wiebelde eens aan de matras en zakte toen gezwind weer op de knieën.
Wilke keek toe hoe hij zuchtend de laatste hand legde aan zijn bedklos-klus, en knipperde even met haar ogen. We kennen de bekende stalen klossen, maar zien ook vaak houten planken, (lege) bier- of frisdrank kratten, stenen, tegels, extra matrassen erop, of huisgemaakte blokken eronder. Maar een dergelijke aparte variant van bedverhogers zag zij nooit eerder. Nu begreep ze ook het secure waterpasgebeuren, en het langdurige gestommel rond het bed. De boekenkast was leeg, en gelijkelijk verdeeld onder de vier kanten van het bed had hij zijn verzameling originele Suske-en-Wiske-stripboeken gestapeld. Het betroffen de rode albums uit de serie 67 tot en met 316, voegde hij er met enige trots aan toe.

‘Joehoe,’ klonk het uit de badkamer.
En zo werd de titel van album 318 geboren: De Liefelijke Lola.